Phu Quoc IV

5 maart 2018 - Thành phố Phú Quốc, Vietnam

We beginnen al aardig in onze vakantie modus te raken. We komen traag op gang en dat is heerlijk, maar dat betekend dat we vandaag misschien iets te laat op onze scooter klimmen. We gaan naar Ganh Dau een lokaal vissersdorpje in het noorden van het eiland. Als we vertrekken staat de zon al bijna op het hoogste punt en brandt fel op onze huid. We verlaten de drukke stad en volgen de geasfalteerde weg in de richting die Google Maps ons wijst. Na een half uur slaan we een niet geasfalteerd weggetje in wat ons naar Ganh Dau zal brengen. Het rood/oranje klei achtige pad begint met wat hobbels en grint. Onderweg passeren we peper boerderijen, waar de peperkorrels met duizenden tegelijk langs de weg liggen te drogen. Het pad wordt steeds grilliger en is hier en daar glad door een klei achtige substantie. Brian doet zijn best het paadje te bedwingen, maar kan niet voorkomen af en toe een gat of hobbel te ontwijken. Als we langs het weggetje wat mensen zien staan stoppen we uit nieuwsgierigheid. Het hert wat geschrokken aan de rand van het pad staat is een beetje gewond en de mannen er om heen proberen uit alle macht het dier weer terug de jungle in te krijgen. We wachten de afloop niet af en klimmen weer op de scooter. De weg vervolgd zich door een stuk jungle waarvan wij er niet aan moeten denken om hier pech te krijgen. Het wordt steeds stiller en inhalend of tegemoetkomend verkeer hebben we al een tijdje niet meer gezien. Het is lekker koel en de stilte wordt alleen doorbroken door het geronk van onze scooter. We zijn helemaal alleen afgezien van de prachtige vlinders die af en toe met ons mee vliegen. Het is werkelijk prachtig en er is geen ruimte om aan gevaar te denken. Zo rijden we een tijd totdat het pad weer over gaat in asfalt en wij het dorpje binnenrijden. We parkeren de scooter en wandelen door het smalle straatje met aan weerszijden winkeltjes en huisjes. De lokale bevolking leeft van de visserij. Op de achtergrond gekleurde bootjes en groene visnetten. Op dit moment zijn wij echter de attractie. Mensen staren ons aan of begroeten ons hartelijk. Kinderen zeggen hello what's your name, maar reageren schichtig wanneer we toenadering zoeken. We nemen een drankje op een terrasje aan het water en rekenen het belachelijke bedrag van € 1,05 af voor een flesje water en een biertje. De uitbater weigert resoluut de fooi die we hem willen geven. Het toerisme heeft dit dorpje nog niet bereikt, maar als de weg er naar toe wordt geasfalteerd zal anders anders worden. We eten een late lunch op de pier waar zich het enige restaurant bevindt. Samen met een Indiër die zaken doet met wat lokale mannen en één vrouw zijn wij de enige gasten.
Onze volgende stop is Starfish beach wat wij over eenzelfde soort pad moeten afleggen. Gelukkig deze keer niet zo lang, dus binnen een half uur bereiken we het strand. Het is een mooi strand met een looppier tot ver in het water eindigend met een huisje waar je in een hangmat kunt relaxen of versnaperingen kunt kopen. Als we langs het strand lopen zie ik de eerste zeesterren verschijnen. Het is zo mooi, dat het lijkt alsof het niet echt is. Er liggen een stuk of 10 vlakbij de kust, oranje, rood met zwart. Een meisje houdt er een vast en het lijkt alsof de zeester van plastic is gemaakt. In eerste instantie ben ik vreselijk bang om hem aan te raken en betast voorzichtig de bovenkant. Het is een gekke gewaarwording iets levends dat voelt als nep. Alleen de bewegende punten en de kleine zuignapjes aan de onderkant verraden het leven in dit dier. Mijn hebberigheid naar kiekjes wint het van de humaniteit. Met steedst meer lef pak ik de ene na de andere zeester, maar blijf toch een beetje bang. Na even op het zand een tukje te hebben gedaan en Brian wat heeft gedolt met de kinderen die hier wonen moeten we helaas huiswaarts keren. Ik had hier nog wel uren kunnen blijven, maar we willen onder geen beding de jungleweg in het donker afleggen. Nog even loop ik snel de pier af en zie halverwege zeker honderden zeesterren die zich in alle rust op de zeebodem bevinden. Het heldere water en de blauwe lucht maken het mogelijk dit goed te kunnen aanschouwen. Gelukkig als een kind loop ik terug naar Brian die geduldig op mij zit te wachten.
De weg terug verloopt een stuk sneller dan de heenweg. We zoeven over het pad wat door een plaatselijke regenbui hier en daar wel wat gladder is geworden. Zodra Brian een lokale scooterrijder in het vizier krijgt volgt ie deze geruisloos. De gedachte hierachter is dat de mensen die hier wonen dit pad zo vaak afleggen dat ze met hun ogen dicht alle gaten en oneffenheden kunnen ontwijken. Heelhuids bereiken we weer de openbare weg. Op 10 kilometer afstand van ons onderkomen draait Brian zich om naar mij en vermoed een lekke band. Zijn vermoeden blijkt waar te zijn als ik naar het platte wiel onder mij kijk. We stoppen even, maar Brian maant mij om weer te gaan zitten en zo met lekke band naar het dichtstbijzijnde dorpje te rijden. Gelukkig duurt het niet lang voordat we in een slakkengangetje de bewoonde wereld binnen rijden. Als we aan iemand vragen of ie ons kan helpen met de band worden we verwezen naar de overkant van de weg waar zich een scooter reparateur bevind. Binnen een half uur is de binnenband verwisselt en onze scooter ontdaan van de klei achtige substantie die het jungle pad heeft achter gelaten. Zonder problemen rijden we verder naar huis.

Foto’s